A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Bijbel en herders


Bijbels herderschap 

 

De gelovigen worden in de Bijbel vergeleken met een kudde schapen waarvan Jezus de Goede Herder is

 De HEER is mijn herder (Psalm 23) 

Weet u nog precies wat een oosterse herder was en deed?

Nee, toch? Daarom hebben we er soms moeite mee om Psalm 23 goed te begrijpen.

Ik kom die tekst heel vaak tegen op rouwberichten. Wij hebben meestal een romantisch beeld van de herder. Dat hadden de Grieken heel vroeger ook, maar de herder in Israël stond laag aangeschreven.

De herders in Israël waren  cham ha eretz, lomperds, schorremorrie. Maar de herder in Israël was geen slome en dromerige figuur.

 

Hij was een sterke,moedige man. Om de kudden heen zwierven hyena’s,  jakhalzen en  wolven op zoek naar een prooi.

De oosterse herder had veel weg van een Amerikaanse cowboy, maar dan zonder ‘wildwest romantiek’.

Zo zag een oosterse herder er uit met zijn staf.Als onderkleed droeg de herder een katoenen tunica, die met een leren gordel werd opgebonden. Zijn bovenkleed was meestal van regenafstotend geitenhaar. Daarin wikkelde  hij zich als hij slapen ging.

Als een arme man dat kleed als pand had gegeven, moest hij dat voor zonsondergang weer terug krijgen anders zou de arme  man kou lijden (Deut.24:12).Wat was het instrumentarium van de oosterse herder? De oosterse schaapherder bezat een puntige stok van 50-60 cm om de wilde dieren op een afstand te houden.

 Die stok gebruikte hij ook om de schapen te tellen.

Hij liet ze dan één voor één onder die stok doorgaan als ze in de kooi gingen. Uit die stok van de schaapherder is de Koninklijke scepter ontstaan.

Interessant, niet? De oosterse herder  had ook een slingerstaf van ongeveer 150 cm. Die vulde hij met gladde kiezelsteentjes .

Met die steentjes kon hij verdwaalde  schapen terug  roepen als ze in een diep ravijn dreigden te vallen. Hij verstond de kunst met zijn staf juist dat ene schaap te raken, als dat schaap gevaar liep.

Schapen raakten soms van de kudde los.Ze waren wel intelligent, want ze wisten drommers goed wie en waar de herder was. Maar ze konden zich moeilijk orienteren.

Soms was die staf  een kromstaf  waarmee hij een schaap  aan zijn hals naar zich toe kon halen als het in een kloof dreigde te vallen.

Daaraan denkt de psalmdichter als hij zegt ”Uw stok en uw staf, die geven mij moed” (die vertroosten mij NBG).

Donkere kloof waar de hyena's en wolven zich verborgen hielden. Doodeng voor de schapen

Om bij ‘rustige wateren” te komen moest  de herder soms een route nemen door een diep dal dat tussen smalle bergspleten door liep.

Overdag was het heerlijk om hier te wandelen. Je kwam niemand tegen. Het was heel rustig en er woei geen harde wind. maar in donker vind ik het doodeng.

Hoge, overhangende rotswanden kwamen boven  de kloof zo dicht bij elkaar dat ze alle zonlicht wegnamen. De schapen kropen dan dicht tegen elkaar aan, maar ze voelden zich toch veilig. 

Ze voelden het:de herder is bij ons. Hij waakt over ons. Zo  zegt de dichter:

Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik ben niet bang, want Gij zijt bij mij ( Ps 23:4).Het leven van de kudde was in zo’n kloof voortdurend in gevaar. Het was ook doodeng.

Daar hielden de wolven zich schuil die de schapen wilden verscheuren, de huurlingen die van de schapen wilden profiteren en de dieven die de schapen wilden stelen.

 Daarom moest de herder ’s avonds de schapen altijd weer tellen. Waren ze allemaal  wel meekomen?

 

Rustige waat'ren.een Beeld uit 1893 toen het overal nog rustig was en weinig verkeer op de weg

De herder bracht de schapen ook naar plekken waar ze konden drinken. Meestal waren daar ook andere herders met hun schapen. De schapen liepen dan allemaal door elkaar heen.

Herder op zoek naar 'stille wateren'

Soort zoekt immers soort? Een buitenstaander vroeg zich dan af welke schapen bij welke herder behoorden. Elke herder hoefde echter maar even zijn eigen stem te laten horen, of de schapen maakten zich los uit de grote groep en volgden direct hun eigen herder.

 De schapen herkenden onmiddellijk de stem van hun herder. Jezus had dat als jongen vaak gezien en Hij is dit volgens Joh. 10 nooit vergeten! 

Lievelingslam 

Iedere oosterse schaapherder had een lievelingslam. Een lam dat hij zelf had opgefokt en waaraan hij bijzonder gehecht was.

Waar de herder ook maar heenging, dat lievelingslam volgde hem als zijn schaduw. Dat lam had ook een speciale taak.

Als een schaap van de kudde afdwaalde, gaf de herder dat lam een seintje om dat schaap weer terug te halen naar de kudde.

Een herder met een gewond of ziek lammetje.Hij draagt het in zijn armen. De goden van Babel en Efeze, Mardoek en Artemis moesten gedragen worden In Babel was dit op het nieuwjaarsfeest en in Efeze voor Artemis in de maand mei

Het was ontroerend om te zien hoe dat  lievelingslam  naast het schaap ging lopen, ook naast hem ging grazen en hem dwong voorzichtig hem te volgen. ’s Avonds bracht hij afdwalers weer veilig in de kooi. Weet u hoe dat lievelingslam werd genoemd ?

Een belhamel.

 Hij had vaak een bel om zijn hals om verdwaalde schapen weer terug te halen.

De goddelijke Belhamel is het Lam van God, Jezus Christus.

Hij is het die door zijn Geest ons weer voorzichtig in de goede richting stuurt als wij zijn afgedwaald.Hij wordt in Jesaja 53 : 4-7 ook het schaap genoemd dat stom is voor zijn scheerders.

Schapen scheren was een moeilijk werk. Schapen hebben er een verschrikkelijke hekel aan geschoren te worden. Ze zijn doodsbenauwd, maar stom in hun angst. Ze geven geen kik! Wist u dat? Ze ondergaan het scheren zwijgend. Het Lam van God heeft zwijgend geleden om ons met God te verzoenen. Gods pastoraat

Symboliek van de Goede Herder die het gewonde en zieke lammetje optilt en in zijn armen draagt. Dit beeld kom je vaak gtegen in de catacomben van het oude Rome!

Pastoraat

 Als en herder weidt Hij zijn kuddeZijn arm brengt de lammeren bijeenHij koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien. (Jes. 4:11) 

Het woord ‘pastor’ is het Latijnse woord voor herder.

Het omzien naar mensen in nood binnen  de kerkelijke gemeenschap wordt pastoraat genoemd.

Pastorale verzorging van gemeenteleden is onder anderen toevertrouwd aan dominees, ouderlingen en diakenen. Maar alle gemeenteleden hebben een pastorale taak. We kunnen dus ook zeggen we hebben allemaal een herderlijke taak.

Pastorale verzorging  wordt verricht omdat wij daarin de HERE God willen volgen die zichzelf gepresenteerd heeft als de grote Pastor. Ik denk aan het prachtige hoofdstuk 34 uit het profetische boek Ezechiël.”Jullie zijn mijn schapen, de schapen die ik weid. Jullie zijn mensen en ik ben jullie God (Ez. 34:31).

De leiders van Israël waren slechte herders in de tijd van de profeten.

Slechte herders waren ze omdat zij zichzelf volvraten en vetmestten. Zij keken niet om naar de armen en mensen in nood.

God zal het pastoraat nu zelf ter hand nemen, omdat de geestelijke leiders van Israël niet naar hen omkeken.

Als God de goede herder wordt genoemd is dat in tegenstelling tot de slechte herders, die alleen maar op eigenbelang uit waren. Dat was ook het geval in de tijd van Jezus. De Farizeeën waren slechte herders.

Ze scholden de blindgeborene de huid vol, omdat hij getuigde dat Jezus de Messias is (Joh.9: 34):

 “Jij moet jij ons de les lezen? Schaam je” Ik denk dat je Johannes 10 moet lezen tegen de achtergrond van Johannes 9!!

Scheper en schaap 

 

De Heer is de scheper en wij zijn schapen van Hem, de schapen van Gods weide, zegt Psalm 100. In dit uitbundige lied is geen angst of verdriet te horen. Eerbetoon van de afgoden gaat echter gepaard met angst. Wrede rituelen moeten de godheid vermurwen, De God van Israël mag je dienen met vreugde! Wij zijn de schapen uwer weide. Wij zijn schaap en scheper tegelijk. Net als Jezus. Hij is de Goede Herder en Hij is ook het Lam Gods. Ook wij zelf zijn schaap en scheper. Wij worden verzorgd en behoren ook anderen  te verzorgen. Wij moeten anderen weiden en we worden zelf geweid. Christus is onze Pastor en wij behoren ook zelf  pastoraal te zijn. Wij zijn de schapen die God weidt. Er heerst bij ons geen kuddegeest. We zijn geen steeltje melkmuilen zo mak en melig als een wollige kudde.

 

Jezus als de Goede Herder

In Johannes 10 lezen we dat Jezus de goede Herder is omdat het pastoraat van de Farizeeën schandalig is. Wat een liefdeloze mensen zijn die Farizeeën  die zichzelf beschouwen als toppunt van vroomheid.

In Joh. 9 lezen we hoe Jezus iemand die vanaf zijn geboorte blind is, het gezicht weer heeft teruggegeven. Tot grote ergernis van de Farizeeën heeft Hij dit uitgerekend op de sabbat gedaan.

De genezen man geeft een enthousiast getuigenis.  Eerst tegenover de buren,(vers 8) dan tegenover de Farizeeën (vers15) vervolgens tegenover zijn volksgenoten via zijn ouders (20) en tenslotte nog eens tegenover de Farizeeën (vers 24).

De Farizeeën worden dan zo vreselijk boos, dat ze hem uit de synagogale gemeenschap stoten (Joh. 9: 34).

De Nieuwe Bijbelvertaling heeft: ze joegen hem weg. Dat is veel te slap vertaald. Het coloriet is zo verloren gegaan. In vers 22 lezen we dat de Joden al besloten hadden dat iedereen die Jezus als Messias zou belijden, uit de synagoge gezet zou worden

Wat een slechte geestelijke herders!  

Ze waren stekeblind omdat ze niet zagen dat Jezus de beloofde Messias is.

Maar Jezus is de Goede Herder,omdat Hij aandacht voor de mens heeft en Hij zich niets aantrekt van de regeltjes die de Farizeeën rond het sabbatsgebod gemaakt hebben.

Schaapskooi 

Ik ben de goede Herder” (Joh. 10:11) Overdag liepen de schapen buiten, maar ’s nachts werden ze naar de kooi gebracht. Hoe moeten we ons zo’n kooi voorstellen?  Een schaapskooi was een grote, open  en omheinde ruimte die gebruikt werd als gemeenschappelijke stal van enkele kleine herders met hun kudden.

De herder en zijn schapen op weg naar de kooi

In Turkije zijn we vaak zulke kooien tegen gekomen. De  herders waren ook de eigenaars van de schapen. Meestal bevonden zich dus verschillende kudden in één gemeenschappelijke ruimte.

De eigenaars van de kudden gingen gewoonlijk ’s nachts naar huis.

Deurwachter of poortwachter

Eén van hen bleef bij toerbeurt de ingang bewaken. Dat was de deurwachter of bewaker (Joh. 10:3).

Stel je voor dat een wolf  onopgemerkt de schaapskooi zou binnensluipen!

Het zou een grote slachtpartij worden. De volgende morgen kwamen alle herders weer terug naar die grote schaapskooi om hun eigen dieren te roepen  weer te tellen en naar het weidegebied te leiden.

En wat bleek nu? Alle schapen gingen instinctief hun eigen herder volgen.

Ze hoorden aan zijn stem dat hij hun herder was. Ze hadden allemaal een band met hem. Jezus  zal deze taferelen in Judea vaak gezien hebben. In Galilea waren nauwelijks kudden.

En nu schetst Jezus in Joh. 10 in het profiel van de herder zijn zelfportret. Hij zegt:

 Lieve mensen, Ik ben de echte, de goede herder”. Waarom is Jezus de ware herder? Omdat Hij de zijnen door en door kent. Hij kent ze en roept ze met naam en toenaam. Hij heeft een echt warm herdershart.

Ze zijn trouwens ook zijn eigendom. Hij is geen ingehuurde uitzendkracht die totaal geen belangstelling heeft voor de schapen. Hij is geen huurling, geen loonslaaf, die het alleen om de poen te doen is. Hij houdt intens veel van zijn beesten. Hij zet zelfs zijn leven voor hen in. De herder gaat voorop en alle schapen volgen nu hun eigen herder.

Schaapspoort

Hij is de goede, de echte herder omdat hij ook de deur voor de schapen is De schaapspoort is de enige toegang tot de schaapskooi.

Zo waren de poorten van Jeruzalem de enige toegang tot de heilige stad. Van alle kanten loeren de wolven en bandieten. Ze willen de schapen verscheuren of stelen. De schapen bevinden zich dan buiten de veilige schaapskooi en vragen zich af; “Waar is de schaapspoort?” 

Hij is de deur 

Jezus zegt Ik ben de deur (Joh. 10:7). Bij dit beeld bevinden de schapen zich dus buiten de kooi, omringd door allerlei gevaren.

Jezus is niet  de deur tot de schapen. maar de deur voor de schapen.

Hij is de enige toegang tot de schaapskooi. Jezus is de echte portier bij de hemelpoort en niet een van de apostelen. Hij is de enige deur om het Gods rijk binnen te komen.

Vele andere leiders hebben wel heil beloofd,  maar zij brachten onheil.(Stalin, Hitler bv) Jezus is de ware Herder omdat hij de zijnen in de grazige weiden van het Rijk van God kan leiden. 

Hij voert mij al zachtkens naar waat'ren der rust

De HEER is mijn Herder! ’k Heb al wat mij lust;Hij zal mij geleiden naar grazige weiden.Hij voert mij al zachtkens  aan waat’ren der rust (Gez. 14) 

Dwalend en verdwaald 

“ Eens dwaalde u als schapen,maar  nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt”  (vertaling (1 Petr.2:25- NBV) De gemeente was ooit een dwalende en verdwaalde kudde.

 

Een echo van Jesaja 53 :6: jullie waren dwalende als schapen. Schapen die ronddolen zonder herder zijn het beeld van totale hulpeloosheid en verlorenheid. Slachtoffers zonder slachtofferhulp. We moeten die situatie ons zo voorstellen: schapen bevinden zich in een duister ravijn.

Ze zijn aan alle kanten omringd door wolven en hyena’s. Er is niemand die de verscheurende beesten wegjaagt. Ze gaan er aan. Ze worden verscheurd en gedood. Zo is ook de situatie van de gemeente zonder de messiaanse herder.

Haar toekomst is dan zonder enig  uitzicht. De gemeenteleden waren als dwalende schapen. Zo citeert Petrus Jesaja.

Het was zowel een schuldig dwalen als een heilloos dwalen. Mensen zonder toekomst. Maar nu is alles anders geworden.

Alle accent valt op het woordje nu. Nu de Christus is verschenen. Nu ze de messiaaanse herder heeft terug gevonden is alles anders geworden.Door  hun terugkeer tot de herder zijn ze gered.

 De herder is immers ook de ‘hoeder”.Het Griekse woord is episkopos= bisschop. De messiaanse herder is ook het enige hoofd van de gemeente. Hij redt u, want het woord ‘ ziel’ kan hier gewoon met ‘u’ vertaald worden. Het vormt geen tegenstelling met het lichaam in het Hebreeuwse taaleigen! 

In Bijbels eindgericht is Jezus de Deur

Bij het eindgericht zal de grote scheiding plaats vinden. De herder zal de schapen scheiden van de bokken (bokjes Matt.25: 31 ev.)

In Ezechiel worden drie dingen van Gods pastoraat gezegd. God zal zijn eigen schapen redden, verzorgen en tenslotte ook schiften en selecteren.Ez. 34: 17 "Ik zal recht spreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken, tussen de vette en de magere schapen.

Schapen kunnen elkaar vertrappen en de afgrond induwen. Dat doen ze met hun flanken, schouders en poten. God neemt het niet als het ene schaap zijn buik volvreet ten koste van het andere schaap. Scherp is het vijfvoudige oordeel van God over de leiders van Israel

  1. het zwakke versterkte ge niet
  2. het zieke geneest ge niet
  3. het gewonde verbindt ge niet
  4. het afgedwaalde haalt ge niet terug
  5. het verlorene zoekt ge niet op

 

Schapen die zich bokkig gedragen?

Om in Jeruzalem te komen moet je door een van de poorten van de stad. Hier zie je de Jaffapoort in 1890. Om in het Nieuw Jeruzalem te komen moet je door de schaapspoort, of de deur der schapen. Die deur hoef je niet zelf in elkaar te frutselens zoals velen denken door het brengen van offers. Jezus zegt Ik ben de Deur.

De bokken komen dan aan zijn linkerzijde en de schapen aan zijn rechterzijde. De schapen worden welkom geheten, maar de bokken komen er heel slecht af.Was dat wel een gewoonte van de oosterse herder om de schapen van de bokken te scheiden? 

 Dat is toch een ongelijk stel? Als er nu stond: ooien en rammen.  Dan had je zo iets als mannetjes en vrouwtjes. Dan had je een gelijk stel. Maar nu worden de schapen naast de bokken gezet.

Dat is toch raar, niet? En als dit zo is, waarom zegt Jezus dit? Waren de bokken gemeen, onbetrouwbaar, bokkig? Waarom noemt hij niet het tweetal schapen en geiten? 

Meestal legt men  deze scheiding als volgt uit: De schapen bleven buiten, want zij hadden een warme vacht tegen de kou en de bokken die geen warme vacht hadden, werden in kooien van de rotsholen  gebracht. Het verschil zou dus zitten in de vacht van de dieren.

 Dat lijkt erg aannemelijk, maar waarom gebruikt Jezus dan niet het woord “geiten” ? Dat zou toch veel meer voor de hand liggen? 

Men zegt dan:In het land van Jezus waren gemengde kudden van schapen en geiten  regel De geiten moeten ‘s nachts warmer staan dan de schapen. Als je zo’n gemengde kudden ziet grazen, zie je onmiddellijk het onderscheid tussen schapen en geiten. De schapen zijn wit en de geiten zijn zwart.

De scheiding is zo heel gemakkelijk te voltrekken, zou je denken. Maar dat staat er niet. In Matteüs wordt in het Grieks een verkleinwoord gebruikt voor bok.

 Het Griekse woord voor bok is een ander woord dan het Griekse woord voor bokje, dat is een klein, jong bokje dat het baasje nog geen melk kan bieden.

Dit laatste woord komen we tegen in de gelijkenis van de verloren zoon als de oudste zoon bij de thuiskomst van zijn broer zegt “U hebt me nog nooit zelfs maar een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden vrolijk te zijn.” Natuurlijk heeft hij al gezien en ook geroken dat voor die slampamper het gemeste kalf wordt geslacht.

Het gaat in genoemde gelijkenis over de grote tegenstelling tussen  ‘het gemeste kalf’ of een geitenbokje.

Een geitenbokje was heel weinig waard. Volwassen bokken waren er nauwelijks. Ze haalden doorgaans de volwassenheid niet. Er zijn er immers maar een paar nodig om een kudde te bevruchten. Die geitenbokjes zijn in het eindgericht niet het symbool van de slechteriken. Ze doen alleen dienst om te benadrukken dat er een scheiding, een onderscheiding zal plaats vinden.

Net als op een veemarkt zijn de jonge bokjes wel wat waard, maar veel minder dan de schapen, die melk en wolk produceren.

 Jezus zal de mensen beoordelen op hun waarde. De een is meer waard dan de ander. Op welke waarde zal de Mensenzoon de mens in het

eindgericht beoordelen? Het antwoord vinden we in het genoemde Bijbelgedeelte:

De waarde die God aan iemand toekent wordt helemaal bepaald door de vraag hoe hij het Lam is gevolgd (Matt. 25 :42).

In hoeverre hebben we iets van de oeverloze barmhartigheid van de Heer laten zien? Of anders gezegd: hebben we het gelaat van Hem herkend in lijdende en gebeukte mensen om ons heen?