A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Bet Shemesh/Simson


 

 

 

 

Bet Shemesh/Simson 

 

Opgraving  Shemes Waterreservoir  was uiterst belangrijk voor mens en dier

In de  buurt van de Israëlische stad Bet Shemesh is onlangs  een zegel uit de elfde eeuw voor Christus gevonden, waarop een mens en een groot dier zijn afgebeeld.

Simson?

 Volgens verschillende onderzoekers doet de afbeelding sterk denken aan de richter Simson, die onderweg naar zijn geliefde in Timna, een leeuw doodt. De vindplaats van het zegel ligt niet ver van  Bet Batach, het Bijbelse Timna. Maar dit is niet het Timna van de kopermijnen van Salomo,zie bij Timna. Archeologen vinden dat het zegel, in combinatie met de datering en de vindplaats, er op duidt dat het verhaal van een held die met een leeuw  vecht, de ronde moet hebben gedaan. Natuurlijk kun je niet bewijzen dat het om Simson gaat. Zo ver gaan de archeologen dan ook niet. Maar andere opgravingen van onder andere varkensbotten hebben wel bewezen dat hier twee verschillende volken woonden in de elfde eeuw voor Christus.. Dat zouden de Filistijnen kunnen zijn geweest. Die aten in tegenstelling tot de Israëliërs  varkensvlees. Zo bericht het dagblad Haaretz.  

Onbesnedenen

 Filistijnen werden door Israël “onbesnedenen” genoemd. Wat werd daarmee bedoeld? Zij bezaten niet het teken van de besnijdenis, teken van Gods verbond. Daarom leefden zij ook buiten de lichtkring van dit verbond. Ze gingen het leven te lijf in eigen kracht. Israël moest daarentegen leren te  leven in afhankelijkheid. Israël leefde wel te midden van de Kanaänieten en Filistijnen, maar  zij werden door God uit de sfeer van de prestatie gehaald, uit de sfeer van macht en heerszucht. De cultuur van de Filistijnen was een ‘verwekkingscultuur’.

Besnijdenis als teken

 Voor Israël was de besnijdenis een teken dat het rijk van God niet komt via macht en geweld, maar door zijn Geest. De Geest van afhankelijkheid, van geloof en liefde. De besnijdenis bij Israël betekende dat er inderdaad iets weggesneden moest worden uit hun leven als zij tot Gods volk gerekend wilden worden, namelijk de zucht en de zonde  om alleen maar te hebben en te heersen.