A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Heiligheid van God


  Bijbelse plaatsen hebben soms iets of veel te maken met Gods heiligheid. Die plaatsen hebben dan  niet alleen maar een aardrijkskundige betekenis. Het zijn vaak plaatsen van Gods openbaring en Gods bemoeienis.

(zie ook Brandende braamstruik)

 

God is de Zon der gerechtigheid

 

 

 

Gods verschijning wordt in de Bijbel vaak voorgesteld onder het beeld van een wolk

 

Heiligenverering is een groot kwaad, omdat mensen de plaats innemen van de Heilige God

 

 

Overdrachtelijke zin

 

 

Die plaatsen worden vaak ook metaforisch aangeduid. In overdrachtelijke zin dus.

De betekenis van Gods wezen wordt overgedragen in een beeld of verschijnsel.

 Een dergelijke metafoor komen we bijvoorbeeld tegen in de uitdrukking:

God is mijn rots. Of God is mijn burcht. Zelfs de belijdenis in Psalm 23 De HEER is mijn Herder, is overdrachtelijk  bedoeld, want natuurlijk is God geen herder, maar Hij is als een herder.

Heel ons denken is doordrenkt van de metaforie (van  het Griekse werkwoord metaferien= overdragen).

 

 

Gods heiligheid als vuurvlam

 

 

 

 

 

In Ex. 3:5 bijvoorbeeld wordt God voorgesteld als een vuurvlam midden in een brandende bremstruik. De bremstruik ontvangt warmte en licht van die vuurvlam maar wordt niet verteerd.

In het Oude Testament lezen we ook over de Sjechina, de lichtende wolk als aanduiding van Gods heiligheid.

 Er is ook sprake van de wolkkolom en vuurkolom die het volk Israël voorgingen door de woestijn.

 

Positief

 

Het Hebreeuwse word qodesj (heiligheid) is afgeleid van de stam q-d-sj. Sommigen denken dat dit woord goed weergegeven kan worden door het begrip “afzondering”. Israël zou een volk zijn dat door God apart is gesteld,, afgezonderd is van de volken. Dat is echter te negatief geformuleerd. Het Hebreeuwse stamwoord is een positief begrip. Als Jhwh heilig genoemd wordt gebeurt dat omdat Hij positief iemand van eigen soort is. Je zou wellicht het beste kunnen vertalen met de woorden ”volkomen toegewijd”.Hij is oeverloos groot in zijn liefde en ontferming. Er zijn mensen die bij Gods heiligheid allereerst denken aan een verterend vuur. Dat is God zeker, maar alleen voor hen, die zijn liefde afwijzen. Gods toorn is gekrenkte liefde.

 

Mana en taboe 

In de wereld van de godsdiensten spelen twee begrippen een belangrijke rol, die van betekenis zijn voor het begrip heiligheid bij alle religies buiten het christendom. Allereerst het begrip mana= heiligheid als een macht waarvoor men terugdeinst en waartoe men zich aangetrokken voelt. Die geheimzinnige macht kan schuilen in een voorwerp (amulet),in een dier (totem-dier) en in een mens (priester, magiër,een uitzonderlijk heilige. Zij zijn dus manadragers. Het tweede begrip is het woord taboe. Anders dan het begrip mana heeft het woord taboe een negatieve betekenis. Afblijven is dus de boodschap! Niet aanraken. Het kan schuilen in een voorwerp, bijvoorbeeld in een godenbeeld, in een tempel, een persoon, bijvoorbeeld een priester.  Die zaken hebben dan een taboekarakter. In het Oude Testament zijn voorwerpen of gebouwen nooit manadragers. Die zijn nooit in zichzelf als met een elektrische  stroom geladen. Maar  waarom mocht dan de ark niet aangeraakt worden en stierf Uzza  toen  hij de ark vastgreep en probeerde voor vallen te behoeden? (II Sam.6:6) Dat was niet omdat de ark een manadrager was, maar omdat God duidelijk regels had gegeven voor het vervoer en het gebruik van de ark. En die werden overtreden.

 

Roeping en belofte

 

We kunnen in dit verband ook denken aan die bekende tekst uit Leviticus, 19: 1:

Heilig zult u zijn, want Ik de HERE  uw God ben heilig  (Lev.19:20)

De Nieuwe Vertaling heeft  van deze tekst ten onrechte een gebiedende wijs gemaakt. In de grondtekst gaat het om een ‘onvoltooide tijd’.

Het is een roeping met een belofte!.

 

 Moeten we volmaakt zijn?

 

 

 Zoals later ook het woord van Jezus in de bergrede: U zult volmaakt zijn”.In het Grieks zijn deze woorden niet in de gebiedende wijs gesteld, maar in de toekomstige tijd, het futurum

In genoemde tekst uit Leviticus 19:1gaat het ook niet om een opdracht voor iedereen. De tekst wordt ingeleid met de woorden “Spreek tot de gemeenschap (kinderen) van Israël”.

Ik denk dat je daarom deze tekst moet lezen tegen een dubbele achtergrond. Allereerst tegen de achtergrond van Gods intieme relatie met zijn volk Israël. God wil en belooft  dat zijn volk zal zijn zoals Hij. Hij is heilig. Hij wil dat zijn volk ook heilig is. Vol van liefde en mededogen. De diepste vervulling vindt plaats in de grote Zoon van Israël. Hij is de volmaakt Heilige, volkomen toegewijd aan zijn Vader en Zijn volk.

 

God is heel anders

 

In de tweede plaats moeten we deze tekst lezen tegen de achtergrond van de vele heidense goden van de volken rond Israël. Israël mocht nooit vergeten dat het het volk van God was. Israël moest een heilig volk zijn, een volk apart. Het mocht niet meedoen aan de heidense praktijken van dodenverering en waarzeggerij,  kinderoffers en tempelprostitutie. God had Israël uitverkoren om via dit volk zijn heilsplan te realiseren. Te midden van dit volk zou Hij mens worden.

Daarom moest Israël heilig worden, dat is  volkomen toegewijd aan Hem. Hij was  immers zelf ook volkomen toegewijd aan zijn volk. Israël mocht  niet zich volkomen wijden aan Baäl en Kamos of hoe die goden ook mochten heten. Het mocht zich niet uitleveren aan de afgoden.

 

Heilig en rein

 

Wat aan de afgoden  gewijd was, werd onrein genoemd. Er is een nauwe samenhang tussen heilig en rein, tussen onheilig en onrein. Het verschil tussen reine en onreine dieren moest Israël dagelijks bewust maken van het grote verschil tussen heilig en onheilig, tussen Jahwe en de afgoden, tussen Israël en de Filistijnen bijvoorbeeld. Weet u waarom Israël geen zwijnenvlees mocht eten? Wel, omdat de andere volken gewoon waren om varkensvlees te eten en te offeren. De heiligheid van het volk Israël vertegenwoordigt de heiligheid van Jahweh. Volgelingen van Christus worden in de Bijbel heiligen genoemd. Hun heiligheid is geen eigenschap, maar toegekende bevoorrechte status! Wat is nu  die heiligheid van God? Betekent het dat God ongenaakbaar is? Dat Hij zich omringt door prikkeldraadversperring van zijn heiligheid en dat het volkomen taboe nauw contact met Hem te hebben? En zouden wij daarin dan op Hem mogen lijken? Geen sprake van!

“U zult heilig zijn, want Ik ben heilig” .

 

Eigensoortig 

 

 

God is heilig. Als Schepper is Hij oneindig hoog boven de schepping verheven. God is eigensoortig. Eigensoortig in zijn liefde en barmhartigheid. Eigensoortig als die liefde gekrenkt wordt en genegeerd. Je zou kunnen zeggen God is volkomen toegewijd en wij zullen daarin op Hem moeten lijken namelijk volkomen toegewijd aan Hem en onze naasten.

Dat is trouwens ook de zin van de tien geboden; God en onze naasten volkomen lief te hebben met heel ons hart en met heel ons verstand.

Dat God zich volkomen aan ons wijdt en beschikbaar is voor ons zien we in Jezus Christus.

 Heiligheid en dienstbaarheid gaan in Hem samen. Dat zien we trouwens ook al heel helder in het Oude Testament.

 Kijk bijvoorbeeld eens naar de tekst in Hos.11: 9 “Ik ben God en geen mens; heilig in uw midden”.

Er is een geweldige afstand tussen God en mens. Toch is God zeer nabij.

Dat zien we zo duidelijk in het roepingsvisioen van Jesaja (Jes. 6): “Heilig, heilis is de HERE der Heerscharen” riepen de serafs. . “Wee mij ,want ik verga want ik ben een man die onrein van lippen is en ik woon te midden van een volk dat onrein van lippen is”  was toen de reactie van Jesaja.

 

Die dubbelheid van afstand en vergevende  nabijheid zien we in de Bijbel telkens  weer terug.