A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Adelaarsnest


 Als een arend die zijn broedsel uit het nest stoot, over zijn jongen zweeft. zijn wieken uitspreidt en er een opneemt, hen draagt op zijn vlerken. Zo heeft de HERE Israël alleen geleid  (Deut. 32:12). Geen andere god.

 

De adelaar en zijn jongen boven in het adelaarsnest Onaantastbaar en onbereikbaar hoog. Hij vliegt boven zijn jongen, maar bij gevaar laat hij zich vallen door eigen zwaartekracht en vangt hij de jongen op.Zo laat God zich vallen door de zwaartekracht van zijn liefde

De wijdte van de vleugels van de adelaar of arend is zeker 3 meter. Hij kan er verschillende jongen op dragen

Correctie!!

Ornitologen zeggen dat een adelaar nooit zijn jongen uit het nest zal kieperen om hen te leren zelfstandig te vliegen en als ze dreigen te vallen in de eindeloze diepte, de moeder arend ze dan heel snel opvangt  Dat beeld blijkt niet juist te zijn. Een arend gooit haar jongen  het arendst uit kieperen.Voor de verteller blijkt het wel zo te zijn.Hij wist niet  beter. Maar  vogelaars hebben dit beeld nooit gespot, net zo min het  beeld van een pelikaan die  eigen bloed uit haar borst pikt om de jongen te laten drinken. Tcoh blijft hetbeeld van veiligheid in takt.  Mozes belijdt : De eeuwige God is u een woning en onder u met zijn eeuwige vleugels (Deut 33:27 NBG)

Kehlstein het adelaarsnest van Adolf Hitler Berchtesgaden!!

Het adelaarsnest is een Bijbelse symbolische plaats voor Gods kinderen.

Wist u dat? Met de adelaar is de goudarend bedoeld. Hij heeft een vleugelbreedte van drie meter. Hij zetelt hoog op de rotsen.

Aan de grens 

Als Mozes met het volk Israël aan de grens van Kanaän is gekomen, kijkt hij nog eens terug. Hij overziet de moeilijke en zware tocht door de woestijn. In de woestijn waren  Amelek en Midian.  Er waren veel risico’s en veel problemen. Israël had zich in Egypte genesteld. Nu moest het volk  de woestijn in trekken.  Een amechtig slavenvolk. Zonder woestijnervaring, zonder militaire training, zonder leger. Maar God heeft het volk geleid als een arend.

 

 Als een arend

Vader- en moederarend 

Het is opvallend dat er in deze tekst eigenlijk sprake is van twee arenden. Een mannetje en een wijfje. Letterlijk vertaald zegt de tekst:Gelijk de moederarend haar broedsel opport en over haar jongen zweeft en de vaderarend zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken, zo heeft hem de HERE alleen geleid.

De moederarend brengt onrust in het nest. Ze dringt haar jongen over de rand van het nest. Ze moeten leren vliegen op hun eigen vleugels.  Ze leert de jongen voor de afgrond niet bang te zijn. Luther merkte eens op “Het geloof is een onrustig ding als een arendsjong dat angstig in de afgrond kijkt”. De vaderarend vliegt ook boven de jongen. Soms dreigt een jong te vallen. Maar pijlsnel neemt vaderarend een duikvlucht of laat zich vallen door zijn zwaartekracht. Hij spreidt zijn vlerken uit en vangt ze op. God is als een adelaar, sterk en trouw en Hij draagt zijn kinderen over alle afgronden heen. 

 

Naakt vertrouwen 

 

 

Wij zijn als het ware arendsjongen:we moeten het naakte vertrouwen hebben dat God de Vader ons zal opvangen als we in een afgrond kijken.

De ouder-arenden doen twee dingen. Ze duwen de jongen over de rand van het veilige nest heen, hoewel ze zich daar veilig en heerlijk genesteld hadden. Ze moeten leren op eigen vleugels te vliegen. Ze worden het nest uitgegooid. Als ze in het nest blijven, worden ze nooit zelfstandig. Maar als ze dreigen te vallen, vangt het ouderpaar hen op. Het is het wijfje dat de jongen het nest uitwerkt, maar het is het mannetje dat onmiddellijk zijn brede vlerken uitspreidt. Hij gebruikt daarbij zijn eigen zwaartekracht. Hij valt mee met zijn jongen. Hij schiet pijlsnel onder het adelaarsjong en draagt het op zijn vleugels.

God valt mee 

Hoe diep we ook dreigen te vallen in de afgronden van ons bestaan. God valt altijd mee. Als wij dreigen te pletter te vallen op de harde rotsen van onze samenleving, blijkt het telkens weer: God valt mee. Hij vangt ons op. Hij draagt ons op zijn vleugels. In Jezus heeft God zich laten vallen door de zwaartekracht van zijn liefde. In Hem is Hij neergedaald in onze ellende, schuld en verlorenheid. God heeft zich laten vallen tot de diepte van het kruis en zo ons opgevangen

 

Adelaar beeld van kracht 

Van vroegste tijden gold de adelaar als symbool van kracht. De adelaar is immers een van de grootste en sterkste roofvogels. Als beeld komt ie al in Egypte voor. De Romeinen gebruikten het symbool van de adelaar als veldteken voor hun legioenen.  Herodes liet eens de Romeinse adelaar aanbrengen in de tempelvoorhof. Dat heeft hij geweten! Napoleon voerde hem in en ook de Duitse adelaar is ons maar al te goed bekend.

In Deuteronomium is de adelaar geen beeld van absolute macht, maar van voortdurende zorg en tederheid. God is als een arend die zijn wieken uitspreidt  en zijn jongen draagt op zijn vlerken.

 

We worden gedragen

 

 

De Babyloniërs en Egyptenaren droegen hun goden in kleurrijke processies. Wij worden door God gedragen.

God is anders dan u denkt. Hij is niet de onbewogen en onbeweeglijke Buddha. Hij is  niet ondoorgrondelijk en mysterieus als een Sfinx. Hij is als een arend die ons draagt op zijn vleugels, dwars door de dood heen, het Licht tegemoet.

“Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven.Heeft u in ’t licht als op adelaarsvleuglen geheven” (Gez. 434:2)