A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Antiochie (Syrische),


‘Deze inschrijving had voor het eerst plaats toen Quirinius het bewind over Syrië voerde’

 

Antiochie was de hoofdstad van de Romeinse provincie Syrie. In deze stad kwamen ook Paulus en Barnabas aan om verslag te doen van hun zendingsreizen. 

 

Zo stelde men zich Charon voor de veerman die de mensen moest  overzetten naar de overzijde van de doodsrivier. Het standbeeld domineerde de stad.Paulus verkondigde daar de Levensvorst.

Paulus en Barnabas zullen zeker ook het reusachtige standbeeld van Charon gezien hebben, de veerman van de onderwereld. Antioches Epifanes  had het in de rotsen laten uithouwen als aandenken van het verdwijnen van de pest.Het standbeeld bevond zich hoog op de Silpiusberg en overzag de gehele stad. Zij zullen ook het koninklijk paleis gepasseerd zijn op het Oronteseiland en de opslagplaatsen van de karavanen uit China die langs de eeuwenoude 'zijdeweg'  over oostturkestan en Ecbatana glanzende zijde stoffen aanvoerden. Hier vlakbij was ook de Singonstraat waar de gemeente bijeenkwam

 

Zie ook Aram

Sarkofaag uit Antiochie

 

Antaya, het vroegere Antiochie

Gezicht op het Libanongebergte

Kasteel van de kruisvaarders, die trokken door Syrie

Tempel van Baal-Bek

Palmyra vroger belangrijke handelsstad aan de karavaanroute

Op de plek waar Paulus tot bekering zou zijn gekomen, heeft men een Pauluskapel gebouwd

Bij deze poort begon de straat De Rechte waar Paulus heeft gelogeerd.

Lucas 2

In het bekende kerstevangelie uit Lucas 2 lezen we hoe keizer Augustus een volkstelling heeft  gehouden in zijn hele rijk. Keizer Augustus is bekend bij velen, maar wie was toch die Quirinius[2] en waar woonde hij?  Om dat uit te zoeken moet je  naar Antakya gaan, dat vroeger bij Syrië hoorde. In de tijd van de apostelen heette  deze plaats Antiochië. Hier spreken veel mensen nog steeds Frans omdat dit gebied ooit een Frans protectoraat was. In de tijd van Jezus' geboorte  maakte Betlehem deel uit van de Romeinse provincie SyriëEn het was Quirinius die het bewind over Syrië voerde.   Dat heeft Lucas goed uitgezocht.

Deze Quirinius zetelde in Antiochië, in het vroegere paleis der Seleuciden, dat zich op een groot eiland midden in de toen nog zeer brede rivier de Orontes bevond. Het versterkte paleis lag dus midden in het water.  De huidige rivier (die nu Asi genoemd wordt) heeft echter geen eiland meer. Door de kanalisatie van de Asi is de rivier erg smal geworden. Je bent de brug in drie minuten overgestoken naar het stadscentrum van Antakya.

Orontes

Vroeger was de rivier veel breder. Er schijnt een halve eeuw geleden nog inderdaad een eiland in de rivier geweest te zijn. Oudere inwoners van Antiochië vertelden me dat het gebied tussen het huidige busstation (in het Turks ótogar’) en de rivier de Orontes ‘Ada’ genoemd werd. En ‘Ada’ betekent eiland. Dáár heeft het vroegere paleis der Seleuciden vermoedelijk dus gestaan en later ook het paleis van Quirinius zelf. Het zal vlak bij die plek zijn waar nu het busstation zich bevindt. Daar was dus de residentie van de Romeinse stadhouder.

 Koningin van het Oosten

Antiochië was een schitterende stad. Het was de derde stad in het Romeinse rijk. Alleen Rome en Alexandrië waren groter. Maar Antiochië was luxer en rijker.

Ze werd de koningin van het Oosten genoemd. Daarvoor waren verschillende redenen. Allereerst vanwege een overvloed aan water. Een wijdvertakt net van kanalen en waterleidingbuizen zorgde voor de watervoorziening van oneindig veel publieke en particuliere badinrichtingen. Een grote menigte sprankelende  fonteinen en ruisende watervallen gaf de stad iets feestelijks. Antiochië was ook een Lichtstad. Ze was wereldberoemd om haar straatverlichting. "Dag en nacht onderscheiden   zich bij ons alleen door een verschillende manier van verlichting " schreef eens een inwoner die heel trots op zijn stad was. Daardoor kon de verering van Afrodite, de godin van de liefde ook 's nachts met grote intensiteit doorgaan. Haar cultus ging nergens met zoveel uitspattingen gepaard als in Antiochië.

 

Het grootste vermaakcentrum van Antiochië en  wellicht ook van de gehele toenmalige wereld lag in de vallei van Dafne, een voorstad van Antiochië dat in de tijd van Paulus een half miljoen inwoners telde.

 Dafne

Dit recreatieoord leek wel een paradijs op aarde. Het was een verrukkelijk bos met vele laurierbomen, dat talloze watervallen en waterspelen in zich verborg.

Vrolijke mensengroepen trokken in feestkleding naar de tempel van Apollo en zongen bij fluit-en harpspel hun zangerige liederen. Het is er nog steeds een verrukkelijk oord.

 Dag en nacht was er altijd feest.  De plaats heet tegenwoordig Harbiye. De tientallen ruisende watervallen zijn nog steeds overal om je heen te zien en te horen. Als het in de zomer zeer heet is, moet het hier heerlijk koel zijn

 

 

Christianoi

Ruim één jaar hebben Paulus en Barnabas in Antiochië het Evangelie verkondigd.

Zij zullen vaak over de Zuilenstraat gelopen hebben, de hoofdstraat die de stad over een lengte van verscheidene kilometers doorkruiste van westelijke naar oostelijke richting en daar eindigde aan de voet van de berg Silpius.

 Barnabas en Paulus zijn in deze stad  een vol jaar erg hartelijk ontvangen door de gemeente.   Vele honderden bewoners, misschien wel duizenden, hoorden het evangelie.

Het is deze stad geweest waar de volgelingen van Jezus het eerst de naam christenen kregen. [3]

De naam Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord Messias, dat Gezalfde betekent. In het Oude Testament lezen we dat profeten, priesters en koningen gezalfd werden voor hun ambt.  Jezus is de Gezalfde. 

Hij is de Christus.  De grote profeet, priester en koning van het nieuwe Godsrijk dat in Hem is verschenen.

 Mensen van de Weg

De Joden noemden de christenen meestal Nazareners. Volgelingen van de man van Nazaret. De christenen zelf noemden zich ook geen christenen, maar broeders, heiligen. Joden die christen geworden waren noemde men in die tijd ook wel "mensen van de Weg", mensen die de weg volgden die Jezus hen had gewezen.  De naam christianoi is voor het eerst gebruikt als scheldnaam. Dat woord betekent: zij die van Christus zijn. Men bedoelde daarmee slaven van Christus.Twee derden  van de toenmalige bewoners van Antiochië was slaaf en deze slaven  werden genoemd naar de meester wiens eigendom ze waren.

 Als de volgelingen van Jezus het kerkgebouw verlieten, riepen de omstanders spottend: Kijk, daar gaan die christianoi weer voorbij. In hun samenkomsten zullen de volgelingen van Jezus vaak liederen gezongen hebben ter ere van Christus.

De naam Christus zal méér gebruikt zijn dan de naam Jezus. Was de naam Jezus veel gebruikt, dan zouden de Antiochenen bijvoorbeeld de naam Jezuïeten of Jezusmensen gebruikt hebben. 

 Het is dus de naam christianoi geworden. Om het spottend element daarin te herkennen, moeten we weten dat het Griekse woord chrèstos  nuttig  of braaf betekent. Het woord christus en het woord chrèstos worden gewoonlijk op dezelfde wijze uitgesproken. Het woord christianoi kon dus gebruikt worden voor aanhangers  van Christus als voor 'brave zielen'. Als de Antiochenen zeiden 'Daar heb je die christenen weer'  dan klonk dat  als: daar heb je die fijnen weer.  O, wat zijn ze toch braaf.  Brave zielen hoor!

Deze naam krijgt nog meer reliëf tegen de achtergrond van de grote zedeloosheid  die voor Antiochië spreekwoordelijk is geworden.

 Puur heidense stad

De stad was een riool van criminaliteit en liederlijkheid.

Ze was een ongeëvenaarde opeenhoping van goochelaars, tovenaars, duivelskunstenaars, bedrieglijke priesters en heksenbezweerders.

 Een stad van gladiatorenspelen, optochten, bacchanaliën en de grofste vormen  van liefdeloosheid. De volgelingen van Jezus deden daaraan niet mee.  Zij leefden sober en zetten zich in voor hulpbehoevenden.

 Het is waarschijnlijk ook om díe reden dat zij juist in Antiochië 'çhristenen' genoemd werden. De Antiochenen vonden hen "brave zielen".


[1] Lucas 2:2

[2] Er zijn in het Romeinse rijk twee soorten  provincies.  Senaatsprovincies en keizerlijke provincies.

De senaatsprovincies staan rechtstreeks onder het bestuur van de Romeinse senaat. Het zijn provincies waar het erg rustig is en men geen opstand verwacht.

 Het hoofd van zo'n provincie heet een proconsul. Zo iemand was bijvoorbeeld Gallio over de provincie Achaje. De keizerlijke provincies staan rechtstreeks onder het bestuur van de keizer. 

 Het zijn provincies waar men een opstand kan verwachten. Het hoofd van zo'n provincie heet in de volksmond gouverneur, en zijn officiële titel is legaat van de keizer. 

Zo iemand was bijvoorbeeld Quirinius die tijdens de geboorte van Jezus het bewind over Syrië voerde.

Tenslotte zijn er binnen de keizerlijke provincies ook nog regio's die extra onrustig zijn en zeer  moeilijk te besturen. Dat is bijvoorbeeld Judea met Jeruzalem als hoofds

tad. Het hoofd van zo'n regio wordt procurator (stadhouder) genoemd. Zo'n stadhouder was bijvoorbeeld Pontius Pilatus.

Ten opzichte van zo'n gebied voerde de keizer van Rome een echte vriendjespolitiek. Hij koos als stadhouder altijd iemand die hij voor 100% kon vertrouwen. 

Hij kreeg de titel amicus Caesaris, vriend van de keizer. We begrijpen nu waarom Pontius Pilatus zo gevoelig was  voor wat de Joden tot hem zeiden:"Als u deze Jezus loslaat bent u geen vriend van de keizer meer".

Het was Pontius Pilatus er alles aan gelegen om 'amicus Caesaris' te blijven, dat wil zeggen om zijn ambt als procurator te kunnen gehouden. Later is hij door de keizer toch de laan uitgestuurd.  Hij werd terug geroepen naar Rome Toen heeft de keizer een ander benoemd als procurator.