A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Keizercultus


Het toekennen van goddelijke eer aan de keizer van Rome is van Griekse invloed.

De Grieken kenden namelijk van huis uit ook de zogenoemde heroën, de halfgoden en zij waren veel eerder dan de Romeinen geneigd de keizer goddelijke eer te betonen.

Griekse invloed

De Romeinen waren daar te nuchter voor. In Rome en Italië bijvoorbeeld is Augustus tijdens zijn leven nooit als god vereerd geworden.

Dat wilde de goede man zelf ook niet.

Of is er nog meer sprake van Egyptische invloed? (zie Koningen)

Hoe heel anders was het in het oostelijk gedeelte van het Romeinse rijk!.

 We denken met name aan Klein-Azië. Op verschillende plaatsen werd hij daar als een god vereerd en werden er tempels voor hem opgericht.

Romeinen te nuchter

In het Westen was dat voorlopig zeker niet het geval. We maken daarom een grote fout als we in Lucas 2 een grote tegenstelling zien tussen de keizer in Rome en het Kind in Bethlehem als tussen Kurios Caesar en Kurios Jezus.

(Het Griekse woord Kurios of Kyrios betekent Heer.), tussen de goddelijke keizer en het goddelijke kind.

Natuurlijk is er een keizercultus geweest.

In Lucas 2 keizer nog niet vereerd

Er is een tijd geweest waarin de keizer zich Heer en god liet noemen (dominus et deus). Maar dat was pas aan het einde van de derde eeuw na Christus.

Regionale goden ook Kurios

 

In 1 Cor. 12 : 3b (Niemand kan zeggen: Jezus is Heer, dan door de Heilige Geest) zal Paulus dan ook niet gedacht hebben aan de keizer als Heer als tegenstelling, maar veeleer aan plaatselijke en nationale goden. Die noemde men ook Kurios.

De Semitische naam van Kyrios is Baäl.

Men sprak van Kurios Mythras en van Kurios Osiris. Heer Mythras en heer Osiris. De talloze Helleense mysteriegodsdiensten kenden ook hun ‘heren’, hun kurioi.

De christenen deden daar niet aan mee, want zij beleden, niet Mythras of Osiris is onze Heer, maar Jezus is onze Heer!

 

De keizercultus werd gestimuleerd langs twee lijnen.

Eerste lijn 

Allereerst  noem ik hier de lijn van de Oosterse gedachte dat het instituut van koning goddelijk was.

Het is de godheid die neerdaalt, die zich manifesteert in het absolute koningschap.

Zo droegen de Perzische vorsten en de farao’s van Egypte een nimbus van goddelijkheid.

Hoe hun persoonlijke kwaliteiten ook waren, dat deed er eigenlijk niet zo heel veel toe.

De goddelijke stralenkrans kregen ze immers niet op grond van hun prestaties, maar vanwege hun ambt.

Tweede lijn

De tweede lijn is de lijn van de Griekse gedachte dat sommige mannen door hun geweldige prestaties kunnen opklimmen tot de status van godheid.

Bij de Grieken was het dus precies anders om. Je moest zelf heel wat gepresteerd hebben voordat je goddelijke eer kon ontvangen.

Welnu, zo iemand was volgens de Griekssprekenden (zie bij Hellenisme) natuurlijk in de eerste plaats Alexander de Grote.

Je moest toch wel van Hoge Komaf zijn als je bijna de gehele beschaafde wereld  kon veroveren. Verder dachten ze dat ook van keizer Augustus.

In Rome en Italië is Augustus wel spoedig beschouwd als een goddelijk wezen, maar van goddelijke eerbewijzen is voorlopig nog geen sprake.

Eerst na zijn dood wordt hij door een officieel senaatsbesluit onder de goden opgenomen.

In het hellenistische Klein-Azië waar bovengenoemde Griekse gedachte zo sterk ontwikkeld was, is de situatie heel anders In Klein-Azië werd Augustus al tijdens zijn leven als god vereerd.

In de brieven van Paulus vinden we geen spoor  van waarschuwing tegen de keizerverering. Dit wordt anders bij Johannes.

Als Johannes op Patmos is verbannen, heeft hij dit te danken aan Domitianus, de christenvervolger. En het is juist deze Domitianus geweest die in Efeze een tempel voor zich liet bouwen. Je kunt de trappen van die tempel nog zien in de ruïnes van deze stad.

 

Samenvattend: 

De eerste lijn is dus de lijn van de incarnatie(vleeswording) van de godheid en de tweede lijn is de lijn van de vergoddelijking van de mens. Die beide lijnen komen samen in de keizercultus.