A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Kreta


Kreta (Titus)

Zomer 66. Een Alexandrijns schip met dubbele rijen roeiers nadert de haven van  Herakleia op het eiland Kreta.

 

 

 Paulus en Titus staan aan de reling van het dek en kijken naar de kustlijn van het eiland Kreta [1]

"We voeren om Kreta heen langs kaap Salmone (Hand. 27:8)--- en nadat we met moeite een eind langs de kust hadden gezeild, legden we aan in een plaats die Goede Havens heet, vlak bij de stad Lasea." Hebt u de plaatsen gevonden? "Toen we onder de lij van het eilandje Kauda kwamen" (Hand. 27:16)

Op het kaartje ziet u ookHeraklion en Knossos

Heel in de verte zien ze een hoog gebergte waarvan de toppen met sneeuw bedekt zijn.

De berg Ida is met enige moeite al herkenbaar aan de horizon. Hier zou  volgens de Grieken Zeus zijn opgevoed Het eiland is het stamland van de Filistijnen [2]

Hier zwaaide eeuwen geleden koning Minos de scepter in Knossos. Het paleis is opgegraven. Het moest het Labyrint uit de Griekse sagen voorstellen. De Griekse held Theseus slaagde er in het monder Minotaurus te doden met behulp van prinses Ariadne

Het schip loopt nu de haven binnen.

De roeiers hebben hun riemen ingetrokken en slaven zijn bezig  het schip aan de kade vast te maken.

Sloom en lusteloos kijken enkele Kretenzers toe terwijl hun zwaar gesluierde vrouwen de door de mannen gevangen vissen ophangen  om ze te laten drogen in de zinderende hitte van de zon. Paulus en Titus gaan aan wal.

Enkele kilometers achter de haven Herakleia liggen de ruïnes van de oudste Europese beschaving.

Daar ligt ook het terrein waar een paar duizend  jaar geleden koning Minos de scepter zwaaide in Knossos.


Sommige gedeelten van het paleis zijn in oorspronkelijke staat teruggebracht,  zoals de troonzaal waar de koning op zijn marmeren troon was gezeten. Bij de westelijke ingang van het paleis zie je nog schitterende fresco's van mannen die amfora's dragen.

Het paleis was zeer onregelmatig gebouwd.  Het was een gebouw dat het Labyrint uit de Griekse sagen moest voorstellen.

Volgens de sagen leefde in het labyrint de Minotaurus, een monster dat half mens, half dier was.  De Grieken moesten aan dat monster om de negen jaar zeven jongens en meisjes leveren omdat ze na een verloren oorlog schatplichtig waren geworden aan koning Minos. 

 De Griekse held Thesus wist het monster te doden, een heldendaad die hij alleen kon verrichten met behulp van de prinses Ariadne.

Deze koningsdochter had hem een kluwen gegeven. Door de draad van dat kluwen kon hij de weg weer terug vinden in het labyrint nadat hij de Minotaurus   gedood had.

 Paulus en Titus zullen zonder twijfel  het  toen al eeuwenoude paleis met zijn zwarte, rode, witte en gele kleuren hebben gezien.

De Kretenzers stonden bekend als praatjesmakers.  Zij waren lui en onbetrouwbaar. [3]  Ze hielden er van  ruzie  te schoppen en herrie te maken. [4] Voor de jonge christelijke gemeenten op dit eiland was deze mentaliteit een grote verzoeking. Hoe gemakkelijk zouden ze beïnvloed worden door deze manier van leven.

Paulus' instructies

Daarom instrueert Paulus Titus om integere en betrouwbare ouderlingen aan te stellen. Ze mogen niet meer dan één vrouw hebben, ze mogen niet in opspraak zijn wegens losbandigheid.

 Niet driftig zijn of  dronken, niet opvliegend, maar gastvrij en vriendelijk. Ze  moeten orthodox  zijn en zich  houden aan de gezonde leer. [5]

Van christelijke gemeenten op Kreta  is nog geen sprake in de tijd van Titus.  Daarom is er grote behoefte aan een goede organisatie en heeft Paulus Titus op Kreta achtergelaten om een en ander te regelen. Wellicht hebben  Zenas en Apollos[6] Titus daarbij nog wat kunnen helpen.

Paulus geeft in Titus 1 en 2 allerlei heel concrete richtlijnen voor de toekomstige ambtsdragers op Kreta.

 Maar die hebben helemaal niets met moralisme  te maken. Al zijn vermaningen zijn gegrond in de verschijning van Gods oeverloze genade in Christus Jezus[7]  Het gaat hier ook weer om de grote tegenstelling tussen verdienste, en genade. Gods genade maakt actief

Gods menslievendheid

Tegenover de smeerlapperij en onbetrouwbaarheid en leugenachtigheid der Cretenzers, komt de mensenliefde, de filantropie [8] van God des te duidelijker uit.

Hoe kan God nu van dergelijke mensen houden zoals ze getypeerd worden door de Cretenzische dichter ?

De verschijning van Gods genade in de Christus heeft twee bedoelingen. Allereerst om ons op te voeden, zodat we gaan leven uit de liefde en de barmhartigheid van God. 

 Ten tweede dat we: de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus gaan verwachten[9]


[1] Paulus en Titus zijn inderdaad op Kreta geweest.  Paulus heeft hem daar achter gelaten om in alle steden oudsten aan te stellen.  (Titus 1:5) Dat is nodig omdat er op Kreta veel praatjesmakers zijn.

[2] De Joden noemen dit eiland Kaftor. ( Amos 9:7) Als Israël gaat pochen op zijn uitverkiezing als volk van God, komt de boodschap van God, die deze snoeverij gaat relativeren en wordt de exodus uit Egypte gelijk gesteld met de exodus van de Filistijnen uit Creta!

[3] Dat is het oordeel van Epemenidus in zijn boek Theogonia. 

 Paulus heeft blijkbaar dit boek gelezen, want in zijn brief aan Titus geeft hij een citaat van  deze schrijver, dat niet vleiend is voor de Kretenzers. (Titus 1:12) Leugenaars zijn de Kretenzers  altijd, beesten en vadsige buiken.

Dat beeld is echter heel anders dan we zien op de afbeeldingen van het paleis in Knossos. 

  Daar hebben de afgebeelde Kretenzers een zeer slanke taille.  Dat komt  doordat alle jongens vanaf  hun tiende jaar een  gordel van metaal moesten dragen die niet verwijderd mocht worden als ze volwassen werden.

Dat was een vereiste bij de op Kreta zo populaire sport van "stierenspringen", een sport die trouwens ook door meisjes beoefend werd.

[4] Titus 3:9 en 10.  De Kretenzers hielden zich bezig met eindeloze futiliteiten.  Belachelijk gewoon.

[5] Titus 1:8

[6] Apollos kwam uit Alexandrië en ik vermoed dat hij met Zenas via Kreta op weg was naar die stad. Titus 3:13

[7] Titus 3:4 Gods filantropie is niet afhankelijk van wat wij gedaan hebben. Net  zoals de zon bij haar verschijning in de vroege morgen niet afhankelijk is van welke menselijke beïnvloeding. dan ook

[8] Titus 3:4

[9] Titus 2:13