A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Eufraat/Roepingsvisioen


 

 

Eufraat

Kebarkanaal in Babylonie

Op dit kaartje zie je ook Edessa. Deze stad lag iets ten oosten van de Eufraat. Het was het centrum van het Aramese christendom.Na de val van Jeruzalem waren duizenden joodse christenen naar Meso potamie gevlucht.Edessa werd een belangrijke christelijke stad.De ruines van Edessa liggen vlak bij de stad Urfa. Moslims beweren dat Abraham uit die plaats afkomstig is.Het enige klooste in Tur Abdin is Mor Gabriel. Het kaartje hierboven is van de regio Aram-Naharaim dat vermeld wordt in Genesis 24:10. Zie ook www.aramea.nl, van de Stichting Studiecentrum Aramese cultuur. Zie ook Urfa en vooral Aramees( de taal die Jezus sprak)

 

Dit is de ruine van de ziggurat van Nippur aan de Eufraat. Tel Abib waar Ezechiel een eigen  lemen huis bezat (Ez. 3:24)  lag daar 100 km vandaan.

Ezechiël was door Nebukadnezar met koning Jojakin van Juda naar Babel weggevoerd.

 Dat was enkele jaren voor de verwoesting van Jeruzalem. Hij woonde te midden van de ballingen in Tel-Abib bij het

Kebarkanaal.(Ex. 1:3).

 Dat was waarschijnlijk een irrigatie kanaal dat water van Nippur naar Babylon bracht. Daar bij het kanaal wordt hij door de hand  van de HEER gegrepen. Als de hand des HEREN op hem komt, verschijnt de heerlijkheid van de HEER  aan hem. De heerlijkheid van de HEER is de gloeiende kern van het boek Ezechiël. Overigens een zeer moeilijk boek. Wat is nu zo opmerkelijk?Die heerlijkheid  van God verschijnt niet aan  hem in de tempel maar bij het irrigatiekanaaal van Kebar aan de Eufraat. Tot twee keer toe gebeurt dit (Ex. 3: 22).De hand opleggen op iemand betekent :hem in bezit nemen. Het is een vorm van profetische ‘bezetenheid’ zoals ook Jesaja overkwam en Paulus. Het roepingsvisioen in het eerste hoofdstuk doet ons vreemd aan omdat het geschreven is vanuit traditionele voorstellingen en gedachten waarmee wij niet vertrouwd zijn. Toch bevat dit boek teksten die schitteren als juwelen.

 

Roepingsvisioen 

 

Het roepingsvisioen van Ezechiël begint met een stormwind uit het noorden.

Het kan  natuurlijk een echt natuurgebeuren geweest zijn.  Het hoeft niet.

In ieder geval wordt het een symbool van de verschijning van God aan Ezechiël. De storm wordt gezien als het voertuig van de HEER dat snel naderbij komt uit het noorden. God verschijnt aan hem.

De Hebreeuwse aanduiding voor het noorden is afgeleid van een aardrijkskundige naam Safon een berg in noord-Syrië, die in de oudheid bekend stond als de woonplaats van de stormgod Ba’al Safon. Het opsteken van de storm en de vermelding van het noorden  kan een herinnering zijn aan de mythologie. God gebruikt dan die mythe om zijn eigen komen duidelijk te maken. God komt en verschijnt vanaf zijn heilige woonplaats. Ook Ps 104 : 2  spreekt zo. De berg Safon wordt dan tot symbool van Gods troon. Die troon is niet statisch, maar een en al leven en beweging.

Hij hult zich in het licht als een mantel. Hij maakt de wolken tot zijn wagen Hij wandelt op de vleugels van de wind. Hij maakt de winden tot zijn boden zijn diearen het verzengend vuur.

Vier fantasiewezens

 Ezechiël ziet vier wezens; ze zien er uit als mensen. Elk met  vier gezichten en vier vleugels.

Naast een gewoon mensengezicht, ook nog dat van een leeuw, een stier en een adelaar. Hier zien we de invloed van de oudoosterse kunst, vooral die van Mesopotamië. Viervleugelige wezens treffen we vaak aan in Mesopotamische kunstwerken, vooral bij zegels.

De schutsengel en de  zogenoemde ‘hemeldragers’ hebben steeds vier vleugels.

Twee vleugels zijn omhoog gericht en twee omlaag,waarbij de laatste het achterlijf  als de slippen van een rokkostuum bedekken.(Ez. 1: 23).

Met hun twee opwaarts gerichte vleugels dragen ze een hemelgewelf. Bij elk van de vier wezens bevond zich een wiel. Vier wielen vormden dus een wagen.

Wagenvisioen

 Wat moeten we ons nu voorstellen bij het  “wagenvisioen” van Ezechiël? Een herinnering aan de ark op een wagen? Ik denk het niet, want de ark moest gedragen worden. Processiewagens werden bovendien gebruikt in andere oud-oosterse kulten en niet bij Israël. Vroeger dacht men dat de vier fantasiewezens de vier winden vertegenwoordigden.

In ieder geval bevinden zich de vier wezens op de vier hoeken van een denkbeeldige kubus. Waarschijnlijk symboliseert die kubus het wereldruim:de kosmos. In Openb. 4 : 8 is er ook weer sprake van vier dieren;

 

Vier dieren

Het eerste dier leek op een leeuw, het tweede op een rund, het derde dier had het gelaat van den mens en het vier leek op een vliegende arend. Van sommige aspecten van dat wagenvisioen moeten we  zeggen dat we  de betekenisniet kennen. Het gaat in ieder geval om de hemel als woonplaats van God. Kenmerkend voor dit visioen is, dat alles leven en in beweging is en dat alles in harmonische eenheid is, want als de wezens  zich bewogen, gingen de wielen mee, en als de wezens opstegen van de aarde stegen ook de wielen op(Ez.1:19).Het voertuig is mobiel en een en al leven en beweging.  

Boven de hoofden der wezens is er een koepelachtig gewelf. Hemeldragende cherubs dragen de heerlijkheid des Heren. Het is dezelfde heerlijkheid des Heren, die verscheen  op de Sinaï en die met Israël meetrok door de woestijn en intrek nam in de tempel. Heerlijkheid des Heren is de  zichtbare blijk van Gods aanwezigheid, gewoonlijk voor het oog afgeschermd door een wolk. Het is tenslotte de tempel, het heilige der heiligen maar dat nu  in mobiele vorm aan de profeet verschijnt in Babel.

Als Ezechiël  niet in de tempel kan komen, komt de tempel bij hem om de legitimiteit van zijn roeping te bevestigen. Het visioen maakt even de onzichtbare inwoning van God transparant in de vcorstelling van een mobiel heiligdom.  

Kun je God zien?

 

Het werkwoord zien ligt ten grondslag aan de woorden visioen en visie.

Je kunt God niet zien. Wij worden wel door Hem gezien. De diepste achtergrond van dit gezien worden is de Amicitia Dei

God woont in een ontoegankelijk licht.

Geen mens heeft Hem ooit gezien of kan Hem zien (1 Tim.6:16). Ezechiël kijkt als iemand die tegen een heel sterke lichtbron in moet kijken en wanhopige pogingen doet om iets daarachter te ontwaren. De profeet zegt ook niet dat hij God ziet.

Er zijn geen duidelijke contouren waarneembaar door de alles overstralende lichtglans van de HEER die zich openbaart en zich tegelijkertijd verbergt.”Ik wierp me voorover op de grond. Ik hoorde een stem die tegen mij  zei: Mensenkind, sta op, dan zal ik met je spreken (Ez. 1:26).

”De stem van de onaardse verschijning spreekt Ezechiël aan in al zijn aardsheid:Mensenkind.De overweldigende ontmoeting met de HEER aan  het Kebarkanaal  maakt hem tot een gedrevene,een gezondene. 

Wij kunnen God niet doorgronden, maar Hij kent ons. "Mensenkind" zegt Hij tot ons met diepbewogen stem. Ik ken jou"