A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Idumea


 

 Idumea

Ook uit Idumea kwamen veel mensen naar Jezus toe (Marc.3:8)  

Idumea lag  ten zuiden en ten oosten van de Dode Zee

Idumeeërs 

 

 

Idumeeërs waren een volksstam, die door Nabatese Arabieren gedwongen was naar het westen te trekken, zuid-Judea binnen.

 Daar werden zij door de Hasmonese heersers in Palestina met geweld tot het Joodse geloof bekeerd. Daarom waren de Idumeeërs wel Joods, maar met een jonge geschiedenis en een verdachte achtergrond. Ze waren ook sluw en hadden geen gewetensbezwaren tegen politieke afspraken met de Romeinen, als het voordelig voor hen was.

Tot ongeveer 47 voor Chr. regeerde Antipater over hen. Toen Julius Caesar in 48 voor Chr,. in Alexandrië een beleg moest doorstaan, was het Antipater die de Joden er toe bracht Caesar te hulp te komen. Uit dankbaarheid schonk Caesar de Joden belangrijke privileges. De zoon van Antipater, Herodes de Grote, was een rasechte opportunist. Gedurende de roerige jaren van de Romeinse burgeroorlogen koos hij behendig telkens een ander. Vanwege zijn grote bekwaamheid als militair  stelden de Romeinen zijn diensten op hoge prijs.

Door zijn toedoen ontstond er een sterke bufferstaat voor Rome tegen de Nabatese Arabieren in  het zuiden en de Parten in het oosten.

Edomieten

Idumea was het woongebied van de Edomieten geworden.

Ze hadden in 586 v. Chr.Nebukadnezar geholpen bij de verovering van Jeruzalem en kregen als beloning de streek ten zuiden van de Dode Zee toegewezen.

Je hoort in de naam nog de klank van Edom.

 De Romeinen en Grieken gaven dit gebied de Griekse naam Idumea.

 De regio lag ten zuiden van Judea en er woonden ook Israëlieten.

 

Van heinde en ver

Wat heeft Idumea te maken met het optreden van Jezus?

Het trof mij bij Marcus dat de mensen er een reis van enkele dagen voor over hadden om Jezus te ontmoeten.

Niet alleen maar de  volgelingen uit Galilea komen naar Jezus toe, maar ook van heinde en ver waren ze gekomen.

Uit Fenicië, maar ook uit Idumea.

De mensen uit Galilea hadden zelf gezien wat Jezus gedaan had en al de anderen hadden het van horenzeggen. Het gerucht over de wonderlijke rabbi uit Nazaret was  ook tot Idumea doorgedrongen.

Jezus had het oevergebied van het meer van Galilea opgezocht omdat de Farizeeën Hem uit de weg wilden ruimen.(Marcus 3:6).

Al die duizenden mensen waren samengestroomd  bij de oever.

Jezus dreigde onder de voet gelopen te worden.

 Daarom liet hij een scheepje voor hem in gereedheid brengen om van daaruit het contact met de mensen te  blijven houden.